Groep nieuws

KIJK! leerlingvolgsysteem in groep 1/ 2

01-08-2021

Als ouder of verzorger bent u zeer betrokken bij de ontwikkeling van uw kind, en wilt u goed geïnformeerd worden. Ons uitgangspunt is dat zowel uw visie als die van de leerkracht van belang zijn om de ontwikkeling van uw kind goed te kunnen begeleiden.
Onderstaande informatie geeft u een beeld van de diverse onderdelen van het leerlingvolgsysteem KIJK! die twee maal per jaar door de leerkracht voor uw kind worden beoordeeld.

Tijdens de 10 minutengesprekken zal aan de hand van een uitdraai uit het digitale leerlingvolgsysteem de actuele ontwikkeling van uw kind met u worden besproken. U kunt als ouders vragen hebben waar de leerkracht geen weet van heeft en omgekeerd kan de leerkracht iets zijn opgevallen dat voor ouders nieuw is. Ouders en leerkracht vormen twee essentiële informatiebronnen die gezamenlijk verantwoordelijk  zijn voor opvoeding én leren.

1. Basiskenmerken
Een kind dat lekker in zijn vel zit, zal zich goed en vlot ontwikkelen. Een kind is van nature nieuwsgierig naar de wereld om hem heen. Nieuwe dingen schrikken hem niet af, maar zijn juist interessant en vormen een uitdaging om spelenderwijs te ontdekken en te ervaren. Voorbeelden van wat de leerkracht beoordeelt is of een kind zelf keuzes durft te maken en of het meedoet met een kringgesprek.

2. Betrokkenheid
Betrokkenheid zegt iets over de mate waarin een kind geboeid is, vol overgave bezig is. Het richt alle aandacht op de bezigheid van dat moment en vergeet als het ware de tijd en de wereld om zich heen. Het kind is gedreven om ergens greep op te krijgen, iets voor elkaar te krijgen. Deze gedrevenheid komt voort uit een natuurlijke nieuwsgierigheid. Een kind dat betrokken bezig is, ontwikkelt zich. Een voorbeeld van wat de leerkracht beoordeelt is of een kind enthousiast reageert bij een activiteit, opdracht of spel.

3. Opvallende kenmerken
Sommige kenmerken in het doen en laten van kinderen zijn zo sterk en overheersend aanwezig dat ze een voorspoedige ontwikkeling bemoeilijken of zelfs in de weg staan. Voorbeelden hiervan zijn impulsiviteit, passiviteit, gebrekkige analyse en structurering (moeite met het ordenen en verwerken van informatie), moeite met het toepassen van het geleerde in nieuwe situaties of snel vermoeid zijn.  

4. Ontwikkelingsgegevens
Per ontwikkelingsaspect beoordeelt de leerkracht de ontwikkeling van uw kind. Deze beoordeling wordt gebaseerd op meerdere observaties in verschillende situaties en houdt rekening met de leeftijd van het kind. Het gaat om een gemiddelde indruk over een langere periode.

Wanneer de ontwikkeling van uw  kind binnen de marge van plus en min 6 maanden rondom de kalenderleeftijd ligt wordt dit beschouwd als ‘gemiddeld’. Kleuters ontwikkelen zich sprongsgewijs, op deze manier wordt hiermee recht gedaan aan de specifieke wijze van ontwikkelen van jonge kinderen.

Zelfbeeld: De mate waarin kinderen zich bewust zijn van hun eigen bestaan, los van andere mensen. Kennis die het kind van zichzelf heeft, bijvoorbeeld uiterlijke kenmerken, gevoelens, eigenschappen, emoties en motieven.

Relatie met volwassenen: Zich spontaan richten tot de leerkracht en andere volwassenen.

Ontwikkeling van goede omgangsvormen.

Relatie met andere kinderen

Vaardigheden als: contact zoeken, vriendjes maken, samenspelen. Dit vraagt van kinderen dat ze in staat zijn om zich te verplaatsen in de ander en rekening te houden met die ander. Dit vermogen neemt toe met de leeftijd.

Speel - en werkgedrag:  Alleen en samen met anderen met veel fantasie spelen. Zich kunnen verplaatsen in de rol van de ander en zich kunnen schikken naar spelregels.

Taakgerichtheid en zelfstandigheid:  Bereidheid tot het aanvaarden van een taak en de wil om deze overeenkomstig het doel ervan op eigen kracht af te maken.

Grote motoriek: Bewegingen met het hele lichaam zoals lopen, klimmen, springen, evenwichtsbalk, vangen en gooien.

Kleine motoriek: Activiteiten die uitgevoerd worden met de vingers, handen, armen en ogen, zoals bijvoorbeeld het hanteren van voorwerpen, bouwen, tekenen, vouwen, knippen. Het potlood wordt vastgehouden tussen duim en wijsvinger en ondersteund door de middelvinger.

Tekenontwikkeling: Hoe tekent het kind bekende voorwerpen (mensfiguur, huizen, dieren).

Visuele waarneming: Verkennen en herkennen van betekenisvolle voorwerpen en abstracte vormen via de ogen; in werkelijkheid en aan de hand van afbeeldingen op papier.

Auditieve waarneming: Onthouden van enkelvoudige en meervoudige opdrachten, rijmpjes en versjes. De verschillen en de overeenkomsten kunnen horen tussen woorden die op elkaar lijken: neus-reus. Goed kunnen luisteren.

Mondelinge taalontwikkeling: Uitspraak, woordenschat, zinsbouw.

Beginnende geletterdheid: Belangstelling voor geschreven taal (‘lezen’ van prentenboeken), inzicht in de relatie tussen gesproken en geschreven taal, belangstelling voor klanken en letters en het zelf maken/lezen van letters en woorden.

Lichaamsoriëntatie: Kennis van de lichaamsdelen en van houdingen en bewegingen.

Ruimtelijke oriëntatie: Relaties tussen het kind zelf en de omgeving (bijvoorbeeld: ik sta achter de stoel); leggen van relaties tussen voorwerpen uit de omgeving los van de eigen persoon (de stoel staat achter de tafel).

Tijdsoriëntatie: Het begrijpen en gebruiken van allerlei tijdsaanduidingen zoals bijvoorbeeld: begrippen dag en nacht, weten wat de vaste activiteiten in een dag zijn, de dagen van de week kennen, enzovoort.

Beginnende gecijferdheid: Verschillende manieren van hardop tellen en tellen van hoeveelheden. Weten wat erbij en eraf betekenen.

Logisch denken: Vergelijken van hoeveelheden; voorwerpen in groepjes verdelen op basis van (wisselende) criteria;

 

KIJK! leerlingvolgsysteem in groep 1/ 2